Koning van de poolkappen
- bkeizerr
- 25 jun 2015
- 2 minuten om te lezen

Het was rustig in de dierentuin. Zelfs voor een vrijdagmiddag was het akelig stil. Aan de andere kant: zelfs als het druk was, merkte hij er weinig van. Want hoeveel bezoekers kreeg hij nou eigenlijk?
Nee, ze zaten doorgaans verderop, bij de andere ijsberen. Schreeuwende kinderen, verliefde stelletjes en andere dagjesmensen; allemaal vergaapten ze zich aan de ijsberin en haar jongen. Ze zagen hoe de tweeling met elkaar stoeide, terwijl hun moeder haar kroost vanaf een afstandje in de gaten hield. Hij hoorde het ge-‘ooh en aah’ met lede ogen aan.
Koning
Vroeger kwamen ze nog weleens kijken. Bleven ze zowaar staan. Bewonderden ze zijn geelwitte vacht, zijn imposante houding, de manier waarop hij rondliep in zijn verblijf.
De vrouw met de rokersstem en de olifantenhuid, het jongetje in de kinderwagen en de eenzame man die elke maandag een rondje wandelt door de dierentuin; Iedereen zag hem als de koning van de poolkappen.
Niet dat hij wist hoe die eruitzagen, overigens. Hij was geboren in gevangenschap. Ook wist hij niet dat in het wild ijsbeervaders hun jongen doden. Daarom zat hij nu gescheiden van zijn familie. Zijn vacht werd grauw en dof, zijn eens imposante houding verloor de moed. Zwijgend bekeek hij hoe de mensen zich langs zijn verblijf haastten, op weg naar de andere ijsberen.
Staren
Ja, het was rustig. Zoals altijd. Hij deed niet eens meer de moeite op te kijken wanneer er iemand voorbij liep. Hij rustte zijn hoofd op zijn voorpoot, als een oude hond moe geworden van de dagen. Tot er iets bewoog in zijn ooghoek.
Hij zag een vrouwtjesmens met blonde haren. Al een halfuur zat ze op het bankje voor zijn verblijf. Ze zat naar hem te staren. Af en toe pakte ze een notitieblok en begon ze ijverig op het papier te krabbelen. Daarna legde ze haar pen neer en keek hem weer aan. Observerend, dagdromend.
‘Oké, nu moeten we echt gaan! Ik wil de ijsbeertjes nog zien!’ Hij zag hoe ze werd meegesleept door haar vriendin. Eindelijk wat rust. Hij sloot zijn ogen en droomde verder over poolkappen die hij nooit gekend heeft.
Inspiratie
Tien minuten later was ze terug. Hij was net een vette zeehond aan het verslinden, toen zijn droom bruut verstoord werd door hetzelfde gestaar, geschrijf en opnieuw gestaar.
‘Ber, zit je nu nog steeds bij die ijsbeer? De zeeleeuwenshow begint zo!’ zei het andere mensenkind. ‘Kom zo! Ik heb inspiratie,’ was het korte antwoord dat ze gaf.
Inspiratie door een eenzame ijsbeer, die de hele dag in zijn verblijf zat? In gevangenschap geboren, een hoopje ellende van vijfhonderd kilo. Met een doffe vacht, ook dat nog.
Zijn chagrijnige blik werkte als een batterij voor haar hand, die nu zonder oponthoud aan het schrijven was. Met een voldane glimlach klapte ze haar notitieboek dicht en liep weg.
Rare wezens, die mensen.
Comments